Ooit was de jacht op tonijn zeer inefficiënt. In de Middellandse zee was vroeger de jacht gericht op reuze tonijnen, zoals de Siciliaanse mattanza. Maar die tijd is voor de Middellandse Zee reeds lang voorbij. Sommigen schatten dat het blauwvintonijn bestand met 90% gekrompen is in vergelijking met 1960. Uiteraard heeft Japan het leeuwenaandeel aan het uitsterven van deze tonijn.
Terwijl grote vissen in aantallen afnemen, tekent zich een vervangingsmechanisme af. De grote vissen verdwijnen langzaam van de menukaart en worden vervangen door kleinere exemplaren. Weldra blijven in de oceanen alleen nog plankton en kwallen achter, aldus Daniel Pauly, bioloog..
Tonijn opfokken is een winstgevende activiteit die op de Japanse markt gericht is. In plaats van minder te vissen en de tonijn te laten herstellen, hebben snelle winsten voor nieuwe en grotere vissersboten gezorgd, voor bijkomende opslagfaciliteiten en zelfs voor nieuwe vliegvelden om de tonijn te exporteren. Regeringen hebben een aanzienlijke bijdrage geleverd aan het stimuleren van deze uitbreiding. Subsidies van de Europese Unie, wel US$34 miljoen sinds 1997, gekoppeld aan grote investeringen uit Japan en Australië hebben zelfs nog grotere vangsten gestimuleerd. Die praktijk heeft geresulteerd in een toename in de vangst van jonge tonijn, en heeft de beheersproblemen nog verergerd.
De enorme hoeveelheid vis die nodig is voor het voeren van gekweekte tonijn is ook een probleem. Voor het produceren van één kilo tonijn is tot 20 kilo van vis gemaakt voer nodig. Elk jaar wordt er naar schatting 225 miljoen kg voer in de Middellandse Zee geworpen, waarvan het meeste uit West-Afrika, het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan en Amerika komt.